Het gebied strekt zich uit langs de Middellandse Zeekust, van Narbonne in het westen tot de grenzen van de Camargue in het oosten, en leunt tegen de uitlopers van de Montagne Noire en de Cévennes.
De naam Coteaux du Languedoc is in 1985 ontstaan nadat diverse VDQS gebieden werden samengevoegd tot één AOC. Deze ontstond eerst voor de rode en rosé wijnen, terwijl in 1988 de AOC ook ging gelden voor de witte wijnen.
De kwaliteitswijnen Faugères, Saint Chinian en Clairette du Languedoc zijn als ‘cru’ erkend met een specifiek decreet. De diversiteit van de wijnproductiegebieden en de typische eigenschappen van de Coteaux du Languedoc riepen een hiërarchie in het leven met drie niveaus.
De Coteaux du Languedoc hebben de oudste wijngaarden van Frankrijk. Ze bestaan al sinds de tijd van de Grieken, vijf eeuwen voor Christus. De Romeinen ontwikkelden ze verder en de wijnen werden zeer gewaardeerd door Cicero, Columella en Plinius de Jongere. Ze werden in amforen uitgevoerd naar alle landen rond de Middellandse Zee. Men treft vandaag nog honderden archeologische vindplaatsen aan waar deze amforen gemaakt werden. Het wijnerfgoed werd in ere hersteld in de Middeleeuwen, door de cisterciënzers en de benedictijnen, die tal van abdijen bouwden in de streek. In de 18e eeuw gaf het Canal du Midi een extra steuntje aan de uitvoer van de wijnen van de Languedoc. De erkenning als AOC in 1985, bevestigde dat de wijnbouwers van de Coteaux du Languedoc kwaliteitsvolle en typische wijnen produceren.
Het AOC decreet voor de Coteaux du Languedoc wijnen dateert van 24 december 1985. in 1988 werden ook de witte wijnen toegelaten tot de AOC.
168 gemeentes werden gedefinieerd als toegestaan wijngebied.
Het alcoholpercentage moet minstens 11% bedragen.
AOC wijn mag alleen gemaakt worden van wijnstokken die vijf jaar of ouder zijn.
De opbrengst mag maximaal 50 hectoliter per hectare opleveren voor de blauwe rassen en 60 hectoliter per hectare voor de witte rassen.
De druivenrassen die toegestaan zijn voor de rode en rosé wijnen zijn grenache, mourvèdre en syrah (de cépage moet minstens voor 50% uit deze rassen bestaan). De rassen die mogen toegevoegd worden zijn cinsault en carignan.
De druivenrassen die toegestaan zijn voor de witte wijnen zijn grenache blanc, clairette, bourboulenc, marsanne en rolle (de cépage moet uit minstens voor 70% uit deze rassen bestaan). De rassen die mogen toegevoegd worden zijn carignan blanc, terret blanc, ugni blanc, macabeu en viognier (voor maximum 10%).
De rode wijnen zijn fluwelig en elegant, met een toets van frambozen, zwarte bessen, kruiden of peper. De bewaarwijnen krijgen aroma’s van leer, laurier en garrigue geuren (jeneverbessen, tijm, rozemarijn).
De vinificatie gebeurt traditioneel of met hele druiven voor de rode, saignéetechniek voor de rosé’s en voor de witte wijnen; gisting in kuipen of tonnen met temperatuurcontrole.
Het mediterrane klimaat, gekenmerkt door een heet en droog seizoen, beheerst het hele gebied maar is niettemin beïnvloed door het reliëf. De diversiteit en het specifieke karakter van de verschillende gebieden hebben een indeling in klimaatzones toegelaten.
Zeer gevarieerd, bestaat vooral uit de harde kalk van de garrigues en schist, maar ook uit kalkhoudend kiezelzand dat aangevoerd werd door oude armen van de Rhône.