Duitsland
De wijnbouw in Duitsland is, ondanks de noordelijke ligging van het land naar grootte de vierde van de wijnproducerende landen in Europa. Zowel in kwantiteit als kwaliteit heeft dit land een gedegen wijneconomie. Van de jaarproductie wordt gemiddeld 20% geëxporteerd.
Duitsland kent 13 kwaliteitswijnbouwgebieden. Op twee na in het voormalige Oost-Duitsland, zijn deze gesitueerd in het zuidwesten en westen. Zes ervan liggen in de deelstaat Rheinland-Pfalz. Naast de kwaliteitswijnbouwgebieden zijn er nog wijngaarden verspreid over andere delen van het land. Onder andere in het noorden van het land worden tafel- en landwijnen geproduceerd.
Jaarlijks wordt er een wijnkoningin gekozen om de consument over de wijn uit deze 13 wijnbouwgebieden te informeren.
Duitse wijnbouwers proberen een harmonie te vinden tussen zuur en zoet in hun wijnen. Door de tamelijk noordelijke ligging, rijpen de druiven traag en wordt er dikwijls laat geoogst.
Ligging en productie
Duitsland is één van de meest noordelijk gelegen wijnbouwlanden, tot 51° NB. De wijngaarden bevinden zich in het zuidelijk deel van het land, vaak aangelegd op steile berghellingen langs de rivieren. In de Moezelstreek soms met een hellingsgraad van 70°.
Het totale oppervlakte aan wijngaarden was 102.196 hectare in 2012 met een jaarproductie van ongeveer 9,3 miljoen hectoliter wijn. Daarmee ligt het gemiddelde rendement zeer hoog. In bepaalde gebieden tot meer dan 100 hectoliter per hectare. Witte druivenrassen vertegenwoordigden 64,1% en de blauwe druivenrassen 35,9%. De productie bestaat uit 1,9% tafelwijn, 54% Q.b.A. (Qualitätswein bestimmter Anbaugebiete) en 44,1% Prädikatswein.
Classificatie van de wijnen
- Klasse 1 (tafelwijnen)
- Deutscher Tafelwein
Deze tafelwijn mag alleen gemaakt worden van druiven uit Duitse wijnbouwgebieden. Het zijn zeer eenvoudige wijnen. Vaak worden hiervoor druiven gebruikt van wijngaarden die de maximale opbrengst voor Klasse 2 wijnen hebben overschreden.
Ze zijn vaak droog van smaak en hebben een minimum alcoholgehalte van 8,5%.
- Deutscher Landwein
De Duitse landwijn is kwalitatief een betere tafelwein. Echter, het herkomstgebied moet op het etiket aangeven zijn. Deze wijnen zijn droog of halfdroog en hebben een minimum alcoholgehalte van 9%.
- Klasse 2 (kwaliteitswijnen)
- Qualitätswein bestimmter Anbaugebiete (QbA)
De druiven voor deze wijn moeten uit een van de 13 aangeduide kwaliteitswijnbouwgebieden komen. Afhankelijk uit welk van die gebieden de wijn komt wordt de druivensoort en het minimale mostgewicht van 51° tot 72° Oechsle voorgeschreven. Hoewel wettelijk begrensd is chaptaliseren toegestaan.
- Prädikatswein
De herkomstgebieden van deze wijnen worden nauwkeuriger omschreven dan bovengenoemde QbA wijnen. Ook in deze klasse moeten de wijnen van bepaalde druivensoorten gemaakt zijn en een minimaal mostgewicht hebben. Chaptaliseren is verboden. Bij wet wordt de eerste oogstdatum jaarlijks bepaald. Aan wijnen uit deze categorie worden nog meer hoge eisen gesteld. Type, rijpheid, harmonie en elegantie van de wijnen spelen een belangrijke rol.
- Kabinett: De druiven voor deze klasse worden als eerste van de prädikat-wijnen geoogst. Het minimale mostgewicht is 73° Oechsle.
- Spätlese : Betekent “laat-geplukt”. De druiven voor deze wijn hebben langer dan de Kabinett-druiven kunnen rijpen. Het minimale mostgewicht dient 85° Oechsle te zijn.
- Auslese: Betekent “uit-gezocht”. Uit de druiventrossen worden handmatig de onrijpe druiven verwijderd. De gemiddelde rijpheid van de trossen ligt hierom hoger dan bij Spätlese. Hierdoor kan er een hoger Oechslegehalte van 95° aangehouden worden.
- Beerenauslese: Betekent “bessen-uitgezocht”. De meest (over)rijpe druiven worden stuk voor stuk uit de druiventrossen geselecteerd. De schillen van deze druiven kunnen zelfs al een beetje een Edele rottingondergaan. Het Oechslegehalte komt dan boven de 125°.
- Trockenbeerenauslese: Dit wijntype wordt onregelmatig eens in de vier à tien jaar geoogst. Het tijdstip van oogsten is vaak nog later dan bij Beerenauslese. Vrijwel alle druiven zijn dan door toedoen van de Edele rotting, de z.g. edelfäule, aangetast. De druiven zien eruit als verschimmelde rozijnen maar zijn gevuld met zeer geconcentreerd sap. “Trocken” slaat dus op de ingedroogde druiven. Het Oechslegehalte van de most komt daarmee boven de 150°. Vanwege de zeldzaamheid, hoeveelheid arbeid en hoge risico’s voor de wijnboer is het een zeer kostbare wijn.
- Eiswein: De druiven voor deze wijn worden op ongeveer dezelfde wijze geoogst en geperst als de druiven voor de Beerenaulese. Echter, bij een temperatuur onder de -7° Celsius. Omdat het water in de druif bevroren is wordt alleen het sapconcentraat, druivensuiker en smaakstoffen voor de wijn gebruikt. Het Oechslegehalte zal ook bij deze wijn boven de 125° liggen.